1. Men begint met het loten, rode tegen zwarte nummers gelijk aan de baan waarop men speelt.
2. Het spel wordt gespeeld door twee teams van 2 of 3 spelers, bij 2 tegen 2 spelers met 3 ballen (boules) per speler.
Bij 3 tegen 3 spelers met 2 ballen per speler.
3. Het team dat de rode kaarten heeft getrokken begint. Men speelt vanuit de cirkel van max 50 cm op de grond. Als u gooit moeten beide voeten binnen de cirkel op de grond blijven.
4. De eerste speler werpt het but uit tussen de 6 en 10 meter vanaf de cirkel en tenminste 30 cm van de buiten lijnen en gooit vervolgens zijn boule zo dicht mogelijk bij het but.
5. Vervolgens probeert een speler van de tegenpartij zijn boule zo dicht mogelijk bij het but te krijgen zodat hij op punt ligt, of de boule die op punt ligt weg te schieten.
6. Daarna moet het team dat niet op punt ligt, net zo lang gooien totdat wel zo is.
7. Als een team geen boules meer heeft, kan het andere team proberen de rest van zijn boules beter dan de best geplaatste boule van de tegenpartij, te plaatsen om zo meer punten binnen te halen.
8. Als alle boules gespeeld zijn krijgt het winnende team zoveel punten als het aantal boules dat beter ligt dan de beste bal van de tegenpartij.
9. Het team dat als eerste 13 punten heeft is de winnaar en werpt de but weer uit.

Aanvullende regels bij het spelen op onze eigen banen.
1. Indien de indeling op de banen geschiedt door het trekken van een kaart, werpt het team met de rode kaarten (team A) als eerst.
2. De werpcirkel of werpmat dient tenminste 1 meter van de kant te worden geplaatst.
3. Voor het uitgooien van het but mogen gaten en oneffenheden worden dichtgemaakt. Tijdens het spel mag maximaal één inslag worden dichtgemaakt.
4. Bij het uitgooien van het but moet deze ten minste 30 cm van de zijlijn liggen. Tegen de achterbalk of geheel over de zijlijn is uit.
5. Wordt het but foutief uitgeworpen, (verder dan 10- en dichter dan 6 meter van de werpcirkel of binnen de 30 cm van de zijlijn) mag het andere team het but op een geldige plek plaatsen
6. Indien tijdens het spel, door een worp, de but ongeldig wordt (buiten de baan komt).
A. Beide de teams hebben nog boules, de werpronde blijft onbeslist en het but wordt opnieuw geworpen door het team dat het laatst uitgeworpen heeft
B. Slechts één team heeft nog boules, dit team krijgt zoveel punten als nog te spelen boules.
C. Geen van beide teams heeft nog boules, de ronde blijft onbeslist en er wordt uitgeworpen door het team dat het laatst uitgeworpen heeft.
7. Wanneer van beide teams een boule op punt ligt (dus gelijke stand), gooit het team dat het laatst gegooid heeft opnieuw, daarna de andere partij totdat de situatie gewijzigd is.
8. Tijdens het werpen dienen de andere spelers achter de werper te staan of ten minste 2 meter achter het but. Loop niet onnodig over de baan.

9. Let op de veiligheid voor je zelf en je medespelers. Neem de volgens regels in acht:
– houd je nooit op tussen de werper en de but
– loop niet op de baan zodra een werper klaar staat om te gooien
– Blijf tijdens het spelen achter de werper of ten minste 2 meter
achter het but, loop nooit over de naastgelegen banen.
– Indien er een boule van de buren op de baan komt, onderbreek dan het spel en laat hen zelf eerst de boule verwijderen.
– Werp geen boule wanneer er gevaar bestaat een andere speler te raken.
10. Bij verschil van mening kan men een beroep doen op de wedstrijdleider of indien niet aanwezig op een andere onpartijdige speler. Zijn of haar uitspraak is bindend.
11. Spelers die niet op tijd aanwezig zijn (tussen 13:00 en 13:15 uur), worden ingedeeld op de laatste banen